U had nog tegoed deel 2. Uit deel 1 heeft u begrepen dat ik behoorlijk tevreden was over Beverwijk. Vakkundige, aardige, soms mooie verpleegsters en fantastisch eten. Een chef kookt er elke dag vers.
’s Ochtens mag je kiezen uit twee alternatieven wat je voor de lunch en avond wilt hebben. Gebonden aspergesoep of heldere groente bouillon om maar wat te noemen. Kroketje erbij of liever een frikandel? ’s Avonds nam ik bijvoorbeeld een lekkerbek, bami met rendang, maaltijdsalade met gerookte zalm. Wat anders dan de magnetronbakken in de bajes. Toch begon ik steeds meer af te slaan want met niks doen groei je helemaal dicht.
Op een dag zijn 2 dames me weer aan het insmeren met flammazine. De één is wat ouder en zegt: Beter met 4 vingers, Francis, dat is prettiger voor de patiënt. De volgende ochtend zeg ik tegen haar: Dat was een goed advies, een naaldhak geeft meer druk dan een sleehak. Wat fijn dat je dat zegt Wim, dankjewel!
Twee bewakers zitten 24/7 bij de ingang van je kamer. Ze lossen elkaar 2 keer per dag af voor een nieuwe shift. Vaak komen ze even binnen om te vragen hoe het gaat. Ze weten ongeveer wel wat er gebeurd is, maar meestal vat ik het nog even samen. Op gegeven moment heb ik mijn verhaal opgeschreven en zeg ik tegen een nieuwkomer: Je mag het ook lezen, spaart mij een hoop spraak. Een paar uur later komt hij weer binnen: Wat een verhaal zeg! Ik begrijp dat je boos bent op justitie. Zoals je zegt: Tbs krijg je niet zomaar.
Een dag of twee later is hij er weer. Hij steekt zijn duim omhoog. Het wordt weer een rustig nachtdienstje? Ja, ik ben niks van plan, zeg ik. Wij ook niet, lacht hij terug. Verder vraag ik: Waarom mag ik eigenlijk met niemand bellen, behalve mijn advocaat? Ik mag niet eens zeggen waar ik lig! Tja, dat is nu eenmaal het protocol, legt hij uit, ze willen niet dat een paar maten je komen ophalen. Oh, dat is dus meer bedoeld voor de Ridouan Taghi’s van deze wereld, zeg ik. Ik voel me vereerd, ook met continu 2 bewakers bij de ingang. Dat zal wel een lieve duit kosten? Ja, één bewaker is geen bewaker, werpt hij terug.
Op een andere dag komt er een andere bewaker binnen met een telefoon aan zijn oor. De PI Zaanstad wil weten hoe het gaat. Hij rapporteert terug: Wim zegt dat het naar omstandigheden goed gaat. Hij denkt dat het goed komt. Ik zie alleen maar dat hij op een mummie lijkt. Ik vraag of ze mij wat kleren en mijn elektrische tandenborstel kunnen bezorgen. De volgende dag komt Matthijs die brengen, samen met wat post en een kaartje van de afdeling:
Hi Wim, verschrikkelijk wat er gebeurd is. Namens velen van ons heel veel sterkte en beterschap. Ik hoop dat dit kaartje een klein steuntje voor je is in deze kutsituatie.
Be better
Groet
Klaas + de rest van Oost 200.
Als ik hier weg mag, wil ik wel terug naar dezelfde afdeling, druk ik Matthijs op het hart. Ik verwacht niet dat je terugkomt, zegt hij. Ik denk dat ze gewoon zeggen: Einde detentie. Maar ik zal het doorgeven.
De verpleegsters hadden me al verteld dat voor genezing van eerstegraads brandwonden ongeveer 2 weken staat. Voor tweedegraads 3. Als dat laatste niet gebeurt gaan ze huidtransplantaties doen. Hoelang lig ik hier dan nog? Dat is moeilijk te zeggen, dat hangt af van het verloop. Weken of maanden? Informeer ik. Zoals het nu gaat verwacht ik eerder weken, luidt het geruststellende antwoord.
Voor één van de verpleegsters had ik meteen een zwak. Ze is knap en leuk. Ze leek onder de indruk van mijn structurele weigering voor pijnstillers. Ze zal zich ook wel afgevraagd hebben waarom ik er als een terrorist bewaakt werd. Als ik First dates heb opstaan, vraagt ze: Kijk jij ook naar die zoetsappige programma’s? Ja, ik zie meteen of het wat wordt of dat het water en vuur is. Dat vind ik leuk om te voorspellen. Ah, dat heb ik nu ook, lacht ze. Als ze de kamer uitloopt roep ik: Wij zijn ook een match. Ja wie weet, klinkt het terug. Later op de avond komt ze een bakkie thee brengen. Nu kijk ik een film met Wesley Snipes, de kogels knallen de tv uit. Zo Wim, van de romantiek naar de harde actie? Ja, ik ben van alle markten thuis. Beetje eten, schrijven, tv kijken, beetje sjansen. Zo kom ik de tijd wel door.
Het wordt maandag 10 augustus. Ik lig er nu precies een week. Een verpleegster heeft mijn bestelling voor de lunch en diner opgenomen. Gedoucht en verbonden ben ik ook al. Het belooft een dag te worden als alle anderen. Een onbekende verpleger komt binnen. Het is een collega van de fysiotherapeut. Hij wil nog wat oefeningen doen. Of ik wil gaan staan en mijn armen zo ver mogelijk gestrekt omhoog wil doen. Dan zo ver mogelijk naar achter. Het lukt allemaal. Zijn collega had mij al uitgelegd dat de huid soepel moet blijven om niet te strak te genezen. Dat ziet er goed uit, vindt hij. Doet het pijn? Het trekt wel, maar doet niet echt pijn, antwoord ik. Dan wens ik u een goede reis terug, zegt hij en verlaat de kamer weer.
Goede reis terug? Dat duurt nog wel even dacht ik. Hij zal wel op vakantie gaan ofzo, dat ik hem voorlopig niet terug zie. Terwijl ik zijn opmerking probeer te plaatsen zie ik een bewaker bij de ingang staan. Ben je er klaar voor? Roept hij. Klaar voor wat? Roep ik terug. Je gaat terug! Terug waarheen? Naar waar je vandaan komt, stelt hij.
Ik ben perplex van deze donderslag bij heldere hemel. Terug naar Zaanstad? Dat kan toch helemaal niet? Ik moet toch nog elke dag ingesmeerd en verbonden worden? Wie heeft dit bepaald? schiet het door mijn hoofd. Ben ik dan nu al genezen? Dan zullen ze in Zaanstad wel een verpleegster vrijmaken die dat elke dag komt doen. Ik ben verrast, maar ergens ook wel blij. Kennelijk vinden de artsen dat mijn genezing sneller gaat dan ze hadden laten merken.
Channa komt binnen, ze is de verpleegster die ik nog niet eerder had gezien maar die ochtend had gezegd dat ze mij vandaag zou verzorgen. Ik hoor dat ik terug mag, zeg ik. Dat klopt, beaamde zij. Ik vind het raar, ik dacht dat ik nog minstens een week moest blijven. Wie heeft beslist dat ik nu al ontslagen mag worden? De artsen, antwoordt zij. Gek dat ik daar zelf niet over geïnformeerd ben, dacht ik. Ergens voel ik wel dat er iets niet pluis is, maar ik registreer het niet, verdoofd door de vreugde dat ik terug naar Zaanstad ga, naar mijn telefoon, mijn vriendjes, sport en spel. Ik raap mijn spulletjes bijeen in een plastic zak en word door de bewakers naar buiten geleid. Bloedheet is het. Een parapluutje was wel op zijn plaats geweest want met mijn verbrande kop mag ik niet in de zon. Eenmaal in de arrestanten bus verwacht ik een kort ritje naar Zaanstad. Na een paar minuten zitten we op de A9. Ze nemen niet de kortste weg, dacht ik toen nog, maar als we langs Schiphol rijden begint het me te dagen. Ik ga helemaal niet naar Zaanstad. Waarheen dan wel?
Als we van de A4 de A44 nemen besef ik dat we hoogstwaarschijnlijk naar Scheveningen gaan. Ik weet dat daar een ziekenhuis gevangenis zit. I was not amused. Ik begrijp nu dat ik keihard genaaid en voorgelogen ben. In Scheveningen aangekomen vraag ik de bijrijdster: Waarom is me niet verteld dat ik hierheen ga? Is u dat niet verteld? Nou, dat is niet zoals het hoort, maar ik kan daar verder niets aan doen. Ik begin me te realiseren waarom het spel zo sneaky is gespeeld. Eén of andere bureaucraat heeft besloten dat Beverwijk te duur werd. Ze wisten dat ik zou protesteren als ze de waarheid hadden verteld. Ze hadden me met geweld de bus in moeten sleuren om me in Scheveningen te krijgen. Ik mag immers verwachten – gezien wat me is overkomen onder hun zorgplicht – dat ze me de best mogelijke zorg bieden. Die is in het gespecialiseerde brandwondencentrum Beverwijk. Maar nee, om te bezuinigen moest ik overgeplaatst worden naar Scheveningen. Ik snap nu ook dat justitie de artsen in Beverwijk heeft geïnstrueerd om me dit absoluut niet te vertellen.
Maak hem niet wijzer dan hij is! Het wordt meteen duidelijk dat ik nog helemaal niet uitbehandeld ben. De rest van de medische zorg moest alleen goedkoper. Ik word nog bozer zodra ik ontdek dat Scheveningen de meest middeleeuwse gevangenis van Nederland is. Het gebouw is van voor de oorlog en de cellen zijn weliswaar een ruime 4 meter hoog, maar lijken meer op een politiecel. Er zit een raam in maar je kunt niet naar buiten kijken want het begint op 2 meter hoog. Een sensor bepaalt dat de lamellen automatisch dicht gaan wanneer de zon schijnt, zodat de cel schemerig wordt. Navraag bij de bewaking leert dat hier niets aan te doen is. Verder is het een gewone gevangenis. Het enige verschil is dat er artsen en verpleegsters rondlopen.
Een telefoon op cel is er ook niet, die hangen op de gang. Als je het vraagt mag je er op gezette tijden wel even uit om te bellen, maar Zaanstad is het niet. Waar ik in Beverwijk met knopjes automatisch mijn bed kon verstellen, mag ik het hier met de hand en spierkracht doen. Tot mijn verdere ongenoegen blijkt het regime spartaans te zijn. Recreatie is er niet, een uur luchten is alles, verder blijf je achter de deur. God zij dank voor de tv en het WK snooker dat die week aan de gang is. Heb ik tenminste nog afleiding met Ronnie O’Sullivan. De bewaking is wel vriendelijk als elders. Het valt op dat ze bijna allemaal onvervalst Haags spreken, kennelijk wordt er vooral uit de stad gerekruteerd. De eerste arts die samen met een verpleegster poolshoogte komt nemen, is een broekie van rond de 30. Ik reageer mijn grafstemming over de gang van zaken af op hem. Hij kan er natuurlijk ook niks aan doen, hij verzekert me dat ze hier dezelfde zorg kunnen leveren als Beverwijk. Ze hadden verband, zalf en instructies meegekregen. Je kan zeggen wat je wilt, wierp ik tegen, maar voor mij lijkt het alsof je op afstand een passagier leert hoe hij een jumbojet moet landen omdat de gezagvoerder een hartaanval heeft gehad. Ik overdreef natuurlijk wat om mijn ergernis kracht bij te zetten.
Wordt vervolgd in deel 3